De pandeiro is een membranofoon en noemen we in het Nederlands “tamboerijn”. Het is een handtrom, die bestaat uit een rond houten of kunststof frame waaraan metalen schellen zijn bevestigd. Aan één kant is het frame bespannen met een vel, bij voorkeur de huid van een geit of bok. Het wordt bespeeld met de vingers, de hand, de ellebogen en zelfs door het vel op de voeten of op de knieën te slaan. In samba- en choro ensembles worden op de pandeiro in het algemeen ononderbroken zestiende noten gespeeld, maar soms wordt deze continue stroom van zestienden onderbroken en worden specifieke ritmische figuren gespeeld.
De pandeiro is één van de oudste slaginstrumenten en stamt waarschijnlijk uit Egypte, maar het is ook mogelijk dat hij afkomstig is van de Hindoes uit het oude India. Door de Portugezen kwam het instrument in Brazilië terecht. Bij de eerste processie van Corpus Christi in Bahia op 13 juni 1549 werd al op het instrument gespeeld. Daarna bespeelden de negerslaven de pandeiro tijdens hun feesten. Tegenwoordig vindt de pandeiro zijn toepassing in choro, coco, capoeira, baião, pagode en samba. De pandeiro maakt deel uit van het arsenaal van eigentijdse percussionisten.